Oude Boteringestraat 24 te Groningen.
Oude Boteringestraat 24
Foto Boven: Het pand Oude Boteringestraat 24, het zogeheten Calmershuis, omstreeks 1930.

Kerst 1717 wordt Groningen getroffen door een stormvloed, die meer dan tweeduizend slachtoffers maakt. Bijna de hele provincie loopt onder en zelfs de stad houldt het niet droog. Voor het hoofd van de provinciale waterstaat Thomas van Seeratt komt de overstroming niet als een verrassing. Een jaar eerder heeft hij naar aanleiding van een overstroming bij Delfzijl al geconstateerd dat de Groningse dijken veel slechter zijn dan die van Friesland, maar de Gedeputeerden slaan zijn waarschuwing in de wind. Groningen wordt – net als de andere kustprovincies- in de geschiedenis vele keren door een stormvloed getroffen.

 

Bekende overstromingen zijn de Sint-Marcellusvloed van 1219, de Allerheiligenvloed van 1570 en de Sint-Maartensvloed van 1686. Bij de eerst genoemde stormvloeden wordt is het aantal slachtoffers geschat op enkele duizenden. In 1686 worden er 1585 doden geteld. Op 1 oktober 1716 wordt de in Zuid Zweden geboren Thomas van Seeratt hoofd van de provinciale waterstaat. Een paar maanden later mag hij al naar Delfzijl om een doorgebroken dijk te bekijken. Een ‘reijse te paerde’ door Friesland bevestigt zijn idee dat de dijken er daar veel beter aan toe zijn dan in zijn eigen provincie. Maar Gedeputeerde Staten doen met zijn waarschuwingen weinig tot niets en het is dan ook geen wonder dat het in 1717 helemaal misgaat.

 

In de dagen voor kerst waait de wind uit het zuidwesten en op 24 december draait hij naar het noordwesten. Volgens een in 1720 in Emden verschenen boek over ‘alle Hooge Watervloeden in meest alle plaatsen van Europa van Noachs tydt af, tot op den tegenwoordigen tydt toe’ gaat het in de kerstnacht mis. Om één uur ’s nachts is er volgens auteur Gerhardus Outhof nog niets aan de hand, maar om twee uur komt het water ‘zoo hoog en schielijk opzetten’ dat Emden onderloopt. Outhof meldt verder dat het ‘verbolgen zeewater’ om zes uur ’s morgens ‘eenen vrijen ingang’ in de provincie Groningen krijgt. De dijken bij Kloosterburen en Finsterwolde bezwijken en het water rukt op naar de stad. Volgens het ‘Journaal’ van Van Seeratt komt om twee uur ’s middags een door hem uitgezonden boodschapper ‘te paerde aanrijden met groote haest’ om te zeggen dat het water nadert. ‘En kort daernae kwam het soute zeewaeter aen loopen wel 2 à 3 voet hoog, ende te vier uiren zagh men van de stadswallen niets als waater, de huisen ende kerken daarin staande zijnde een droevige gesichte’.

 

De Gedeputeerden komen nog diezelfde 1e kerstdag bij elkaar ‘in de roemer, zijnde een wijnhuis’ op de Grote Markt. Ze geven Van Seeratt opdracht om met militaire hulp de redding van mensen, dieren en goederen te regelen door de inzet van zoveel mogelijk schepen. Er worden enige bruggen afgebroken – ‘als Hoogerbrugge, en die buiten steentilpoort’ – en verscheidene wegen worden doorgestoken ‘om de schepen, tot het bergen van menschen en vee en ander goedt, te konnen doen vaaren’. Spoedig doen allerlei verhalen over ‘aanmerkenswaardige voorvallen’ de ronde. Zo is er het verhaal van ene Abel Jacobs uit Pieterburen. Nadat zijn vijf kinderen en de meid zijn verdronken, drijft hij met zijn vrouw en knecht op een stuk huisdak rond. De vrouw en de knecht komen behouden aan in Baflo, maar Pieters zelf valt onderweg van het dak en verdrinkt ‘alzo ellendig’.

 

Volgens Richard Homan klopt dat laatste niet helemaal. Hij schrijft op 9 april 2016: 'Aan het einde van de 4e pericoop staat het persoonlijke drama van Abel Jacobs (Vos) vermeldt. Het verhaal ken ik uit de geschiedenis van de familie van mijn grootmoeder. De stamboom is vermeld op http://www.home.zonnet.nl/klok70/Kadijk&Vos.htm. Daaruit blijkt dat Abel Jacobs de familienaam Vos droeg.  Het verhaal op de site:
Zo is er het verhaal van ene Abel Jacobs uit Pieterburen. Nadat zijn vijf kinderen en de meid zijn verdronken, drijft hij met zijn vrouw en knecht op een stuk huisdak rond. De vrouw en de knecht komen behouden aan in Baflo, maar Pieters zelf valt onderweg van het dak en verdrinkt ‘alzo ellendig’.
is dus niet correct. Pieters valt niet van het drijvende dak, maar Abel Jacobs (Vos). Zijn vrouw Anje Writzers overleeft inderdaad en trouwt vervolgens met de neef van haar verdronken man Abel Jacobs (Vos).'

 

Op kosten van de provincie zijn de hulpschepen uitgerust ‘met broodt, bier, versch water en andere noodwendigheden, om de van honger, koude en andere elende op zolders, hooi en stroo zittende kermende en noodlijdende landluiden te hulpe te koomen, en te laaven’. Van Seeratt geeft de schippers een ‘pasporte’ met instructies en controleert na terugkeer, want het blijkt dat er ‘meer plunderden als hulpe beweesen’. Mensen, dieren en huisraad worden in de stad op ‘openbaare plaatsen, als op des Princenstal, Ruiterwagt, Corps de Garde, Akademie of Hoogeschoole’ ondergebracht. Daarnaast worden particuliere ‘paardestallen, koetshuizen, enz.’ gebruikt. Volgens Van Seeratt zijn op 30 december meer dan vijfduizend beesten in de stad ondergebracht. Verder telt hij meer dan ‘200 arme en veele naekte mannen, vrouwen en kinderen’, naast de ‘veele die door barmhertige borgers in haere huijsen waeren, die alle daegen van de provincie wierden gespijsiget’. Ondanks alle inspanningen kan niet worden voorkomen dat er in totaal in de provincie 2091 mensen verdrinken. Het aantal weggespoelde huizen bedraagt 1430 en het aantal verdronken beesten enige tienduizenden. De kerstvloed van 1717 is in Groningen de laatste overstroming geweest met zoveel slachtoffers en schade.

 

Zweedse zeeman verbeterde Groningse dijken

Dat Groningen na de Kerstvloed van 1717 niet meer wordt getroffen door een vergelijkbare watersnoodramp, is voor een belangrijk deel te danken aan de genoemde Zweedse zeeman. Als ‘commijs provinciaal’ is Thomas van Seeratt tussen 1716 en 1721 verantwoordelijk voor de Groningse dijken. Het ‘journaal’ dat hij van deze periode bijhoudt, vormt een belangrijke waterstaatkundige informatiebron en inspireert het muziekensemble The Northern Consort tot een optreden in de Pelstergasthuiskerk in onze tijd.

 

De oude rechtbank in de Boteringestraat.
Het oude Gerechsgebouw aan de Boteringestraatl

Foto boven: De Oude Boteringestraat is een straat in Groningen. De straat loopt vanaf de Grote Markt naar het noorden. De oudste bebouwing in Groningen ligt waarschijnlijk in of aan deze straat. De Boteringestraat ligt in het verlengde van de Hondsrug. De straat loopt door aan de noordkant van de Diepenring als Nieuwe Boteringestraat. Samen met het Hoge der A behoort de Boteringestraat tot de best bewaarde stukken van de historische stad.

De Boteringestraat heeft steeds een voornaam karakter gehad, de bebouwing wordt gedomineerd door grote herenhuizen. Winkels zijn in de straat nauwelijks te vinden. Vlak bij de Grote Markt vestigt zich in de 19e eeuw de uitgevers J.B. Wolters en P. Noordhoff. De panden van de gefuseerde uitgeverij worden in de jaren tachtig bekend als het gekraakte WNC. Een deel is gesloopt voor nieuwbouw van de Openbare Bibliotheek. Een van de oudste panden van de stad, het Calmershuis, is gespaard gebleven. Tegenover het Calmershuis staat, een eind van de straat in een steegje de Doopsgezinde kerk. Ten noorden van de Broerstraat staat het oude gebouw van de Rechtbank uit 1755. Tegenwoordig is in het pand een deel van de Theologische faculteit van de universiteit gevestigd. Even verderop zetelt het college van bestuur van de universiteit in een monumentaal pand.

Thomas van Seeratt wordt omstreeks 1676 geboren in de omgeving van het Zuid-Zweedse Jönköping. Zijn vader is

een edelman van Silezische afkomst en heet Hans Baltzar von Rappholt. Dat Thomas in Zweden wordt geboren dankt hij waarschijnlijk aan zijn moeder, die van Estlandse en Zweedse afkomst is. De naam ‘Van Seeratt’ heeft hij vermoedelijk overgehouden aan zijn tijd als zeeman. Volgens de inleiding op zijn ‘journaal’ heeft Thomas ‘eenige ende twintig jaeren’ de zee bevaren voor hij in de maand september 1716 door de Staten van Stad en Lande wordt aangesteld als ‘commijs provinciaal’, een soort hoofd-ingenieur van de provinciale waterstaat. In zijn ‘journaal’ beschrijft Van Seeratt ‘veele en groote voorvallen’, die naar zijn mening ‘behoorde in gedagtenisse te zijn voor de naekomelingen’.

 

De Kerstvloed is een van de eerste ‘groote voorvallen’. De dag voor kerst 1717 gaat de ‘commijs provinciaal’ met een schip naar Reide ‘al waar het waater soo laag was, dat een out heijbaas van 80 jaeren, altijt daar gewoont hebbende, verklaarde sulks daar noiet gesien te hebben’. De dreigende lucht doet Van Seeratt denken aan luchten zoals hij die uit West-Indië kent, als er een orkaan op komst is. Hij gaat snel naar Delfzijl om van daar met de trekschuit naar Groningen terug te keren. De volgende dag breekt de dijk op twee plaatsen door en loopt het grootste deel van de provincie onder water. Van Seeratt leidt de reddingsoperatie, maar kan niet voorkomen dat er bij de Kerstvloed meer dan 2000 mensen en tienduizenden beesten verdrinken (zie boven). Volgens het journaal maakt Van Seeratt tussen eerste kerstdag en drie januari dagen van zes uur ’s morgens tot tien of elf uur ’s avonds, zonder tijd te hebben ‘om des middags in mijn huis te spijsigen’.

 

De Kerstvloed komt voor Van Seeratt niet als een verrassing. Direct na zijn aanstelling wijst hij het provinciebestuur al op de slechte staat van de Groningse dijken. Uit angst om flink in de buidel te moeten tasten, werpen de provinciale bestuurders tegen dat de dijken ‘nu beter waren als bevoorens’ en dat de oud zeeman ‘niet veel kennisse’ van dijken heeft, maar de watersnoodramp bewijst Van Seeratts gelijk. Na de Kerstvloed stelt Van Seeratt zich ten doel er voor te zorgen dat een dergelijke overstroming nooit weer kan plaatsvinden. Hij bekijkt overal in de provincie de toestand van de dijken, zelfs onder de meest barre omstandigheden. Zo schrijft hij over de ijskoude dertiende januari 1718 dat hij samen met provinciaal timmerman en aannemer Albert Aszijs van Wehe naar Zoutkamp gaat ‘met lijfsgevaar’. Alleen dankzij door Van Seeratt meegebracht ‘liqueurs offte brandewijn’ overleven zij. Albert Aszijs wordt de volgende dag weliswaar ernstig ziek, maar Van Seeratt neemt thuis nog een halve fles wijn, zweet wat en wordt ‘also door des Heeren zegen wederom gesont’. Het zijn niet alleen de elementen die wel eens tegen zitten.

 

Bij de uitbesteding van een aantal panden dijk gaat het er op 27 augustus 1718 heftig aan toe. Een Amsterdamse oproerkraaier krijgt van Van Seeratt persoonlijk een klap met een dijkwerkersstok ‘tuszen hooft en schouder’. Maar pas als één van de aanwezige ruiters ‘sijn houwdegen’ trekt, kan de ‘commijs provinciaal’ tot zaken komen met werkwillende ‘inlanders en de Vriesen’. Ondanks de problemen slaagt Thomas van Seeratt erin de Groningse dijken te verbeteren.

 

De tekeningen achterin zijn ‘journaal’ laten zien dat de nieuwe exemplaren aanzienlijk hoger en breder worden dan de oude. In 1721 krijgt hij de beloning voor zijn inspanningen. Het Aduarder zijlvest schenkt hem een zilveren lampetkan en schotel en het provinciebestuur promoveert hem tot ‘rentmeester’. Het biedt hem de mogelijkheid om naast het buiten Overwater, dat hij sinds 1719 in Hoogezand bezit, ook in de stad een groot huis te kopen. Op 26 oktober 1722 koopt hij van jonker Onno Tamminga van Alberda en diens echtgenote Josina Petronella Clant het grote huis op de hoek van de Broerstraat en de Oude Boteringestraat. In 1730 schrijft hij hier zijn ‘journaal’.

 

Op 14 december sluit hij het af met de verzekering dat hij in zijn periode als commies provinciaal ‘veele duisenden voor de provincie hebbe bespaart’. Van Seeratt blijft aan de Oude Boteringestraat wonen tot aan zijn dood in 1736. Zijn weduwe – Anna Schotthoway – verkoopt het huis in 1743. Het kolossale pand maakt jaren onderdeel uit van het Wolters-Noordhoff complex en is nu al meer dan twintig jaar het onderkomen van de Open Universiteit Nederland.

 

  • Bronnen:
  • 1. Regionaal Historich Centrum Groninger Archieven.
  • 2. Groninger Historie, Hofmans Vertellingen.


Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten

voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...

geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.

Hoogeveen, 8 april 2010
© Harm Hillinga

 

 

Menu Artikelen.HomePage